Toetsing wetgeving en advisering ecologie

In verband met de invoering van de Omgevingswet is het nog niet duidelijk wat de werkzaamheden voor de Omgevingsdienst West-Holland zullen zijn als het gaat om de toetsing of er sprake is van een flora- en fauna-activiteit en/of een Natura 2000-activiteit. Zodra er meer duidelijk is, wordt deze pagina bijgewerkt.

Activiteiten met mogelijke negatieve effecten

Er zijn verschillende soorten activiteiten die een negatief effect kunnen hebben op beschermde natuurgebieden, planten- of diersoorten. Deze ingrepen kunnen uiteindelijk de natuurwaarden in een gemeente of in een natuurgebied schaden. Voorbeelden van dit soort activiteiten zijn:

  • Het aanbrengen of wijzigen van openbare verlichting
  • Het aanleggen of aanpassen van infrastructuur, zoals kruispunten, bruggen of wegen
  • Het kappen van bomen
  • Het maaien van bermen
  • Het schonen of dempen van sloten
  • Het slopen, renoveren of bouwen van gebouwen
  • Het uitbreiden van agrarische bedrijven of andere ondernemingen

Verplichte toets

Voor ingrepen met een effect op beschermde natuurgebieden en flora en fauna is in principe een toets aan de Wet natuurbescherming verplicht. Het gaat hier dan om een ecologische quickscan, waarmee wordt getoetst of binnen een plangebied (en de directe omgeving) beschermde soorten zijn te verwachten. Ook wordt getoetst of het plan leidt tot een negatief effect op beschermde natuurgebieden.

Soortenbescherming

Op basis van de resultaten van de ecologische quickscan kan een nader soortgericht onderzoek (bijvoorbeeld een vleermuisonderzoek) nodig zijn. In bepaalde gevallen, zoals wanneer er beschermde soorten zijn aangetroffen of wanneer er sprake is van een aantasting van een rust- of verblijfplaats van een beschermde soort, is er een ontheffing nodig om een plan te kunnen realiseren. In dit soort gevallen kunnen ook maatregelen worden voorgeschreven. Denk bijvoorbeeld aan het van tevoren plaatsen van vervangende nestruimte voor vleermuizen, mussen of zwaluwen.

Soms zijn negatieve effecten te voorkomen door de werkzaamheden bijvoorbeeld niet in het broedseizoen uit te voeren, of door van tevoren maatregelen te nemen die de schade zoveel mogelijk beperken (mitigerende maatregelen). Het is dan van belang de benodigde maatregelen op tijd in beeld hebben, om het risico op grote vertragingen te voorkomen. Denk hierbij aan het treffen van maatregelen om kolonisatie van een gebied door rugstreeppad te voorkomen of het voorkomen van lichthinder op een vliegroute van vleermuizen gelegen buiten een werkgebied.

Gebiedsbescherming

In vrijwel de meeste gevallen gaat het hier om het bepalen of een plan een negatief effect heeft op gebieden die beschermd zijn op grond van de Europese Habitatrichtlijn. Dit zijn de zogenaamde Natura 2000-gebieden. Wanneer uit de ecologische quickscan blijkt dat een negatief effect niet is uit te sluiten, bijvoorbeeld omdat een plan dichtbij een Natura 2000-gebied ligt, moet er een stikstofberekening worden uitgevoerd. Zie hiervoor verder ‘veel gestelde vragen stikstof’.

Heeft u vragen?

Neem contact met ons op via onze contactpagina.